Het Concilie van Nicea, de liturgie en de paasdatum.

Gepubliceerd door Patrick op

Het Concilie van Nicea, de liturgie en de paasdatum

Op dinsdag 29 april 2025 vond de tweede ledenbijeenkomst van de nieuwe Vereniging voor Liturgiestudie plaats. Gast was prof. dr. Bert (Basilius) Groen, emeritus-hoogleraar liturgiewetenschappen en sacramententheologie aan de Universiteit van Graz en docent aan het Pauselijk Oosters Instituut in Rome. Hij hield een inleiding over het Eerste Concilie van Nicea en de betekenis daarvan voor de liturgie en de paasdatum.

De spreker ging eerst in op de moeilijkheid dat we niet precies weten wat het concilie feitelijk heeft gedaan, omdat er geen agenda, verslagen of andere documenten van bestaan. We beschikken enkel over de tekst van de horos, de geloofsbelijdenis, de twintig canones en nog een aantal secundaire teksten, onder andere van keizer Constantijn. Maar hoe versta je deze bronnen? Dat is afhankelijk van je wijze van waarnemen en interpreteren, en die verandert vaak.

We kunnen wel stellen dat de geloofsbelijdenis grote invloed heeft gehad op de gebedstaal: deze werd sterk trinitair. Al vrij snel veranderde de meervoudsvorm – ‘wij geloven’ – in het enkelvoud: ‘ik geloof…’. Dat heeft er zeker toe geleid dat het geloof individualistischer werd beleefd, ook omdat het volk niet meer het eucharistisch gebed (dat wel altijd in de wij-vorm staat) kon horen. Vanaf ongeveer de zesde eeuw werd deze tekst grotendeels in stilte werd gezegd.

Het Niceanum is met termen als homoousios gesteld in de taal van de Griekse (neo)platoonse filosofie. Het vertoont ook een verheven christologie. Christus werd steeds meer gezien als de Albeheerser (Pantocrator). Dat kwam ook doordat elementen uit het keizerlijke hofceremonieel in de liturgie werden opgenomen. En – misschien nog belangrijker – omdat het gewone volk behoefte had aan een machtige beschermer aan wie ze zich in hun kwetsbare leven konden toevertrouwen. Voor de menselijke kant van Jezus (bijvoorbeeld dat Hij twijfelde) was daardoor veel minder aandacht. 

Prof. Groen ging ook in op de iconografie: hoe is het concilie afgebeeld op iconen en fresco’s? Een opvallend detail is dat een bisschop – onze Sint-Nicolaas! – aan Arius een klap geeft wegens zijn ketterij. Volgens de legende zou Nicolaas voor zijn onbehoorlijk gedrag gestraft zijn, maar later door Christus en zijn Moeder weer gerehabiliteerd. Arius werd in teksten en afbeeldingen vaak als een door en door slecht persoon voorgesteld. Hij zou met zijn overigens oprecht bedoelde christologie de redding van de zondige mensheid in gevaar hebben gebracht.

Behalve afgebeeld wordt het Concilie van Nicea in de oosterse liturgie ook herdacht. In het Westen is dat niet het geval. Het huidige Romeins Missaal heeft enkel een algemeen misformulier voor een concilie of synode. Ook andere westerse kerken kennen geen gedachtenis van een concilie. Dat komt waarschijnlijk omdat de zeven oecumenische concilies – waarvan die van Nicea uit 325 de eerste was – allemaal in het Oosten plaatsvonden. Maar nu, in 2025, is er over de gehele wereld grote aandacht voor de herdenking van Nicea.

De spreker behandelde daarna enkele canones. Sommige daarvan zijn nog steeds actueel in onze huidige liturgie, bijvoorbeeld de onderschikking in rang van het diakenambt ten opzichte van het priesterambt (canon 18) of het voorschrift dat er op zondagen en in de paastijd niet geknield, maar staande gebeden moet worden (canon 20). 

Nog actueler is wellicht het zoeken naar een gemeenschappelijke paasdatum. Het Concilie van Nicea bepaalde dat voor alle christenen Pasen zou vallen op de eerste zondag na de eerste volle maan na de lente-equinox. Dit voorschrift geldt nog steeds (zie de Verklaring van Aleppo, 1997), maar doordat kerken verschillende kalenders hanteren (juliaanse, gregoriaanse), en er ook allerlei vragen spelen rond de astronomische berekening, is een gezamenlijke paasdatum nog steeds nooit gerealiseerd ondanks allerlei pogingen om compromissen te bereiken. Gevoelig is in deze kwestie ook de relatie tot het jodendom. Met name in het Midden-Oosten, waar veel gemengde huwelijken en families voorkomen, is er grote behoefte aan één paasdatum.

In de gedachtewisseling hierna was vooral aandacht voor de taal en de theologie van het Credo. Gezongen is deze tekst rijk aan inhoud, echte poëzie en doxologie, maar gesproken blijft hij moeilijk toegankelijk. Eigenlijk zouden wij moeten zoeken naar nieuwe gebedstaal met misschien een minder hoge christologie, zoals in ons land Huub Oosterhuis geprobeerd heeft. Als er tijdens en na het concilie meer aandacht was geweest voor de Syrische gebedsschat, die veel dichter bij de Schrift staat, waren de ontwikkelingen ongetwijfeld anders gelopen.

Ko Joosse, secretaris

Categorieën: ActiviteitenUitgelicht